Peudeuëng meutampö meuïh, sabel met gouden kroon

inventarisnummer 1898/10/26-1

John Klein Nagelvoort

 

Op 26 oktober 1898 werd een rijk gedecoreerd sabel geschonken aan Museum Bronbeek. De schenker was luitenant-generaal b.d. J.A. Vetter. De gepensioneerde generaal, en oud-commandant van het Nederlands-Indisch leger, was in maart 1897 met pensioen gegaan en had zich in Nederland gevestigd.

Vetter heeft een lange staat van dienst. Als soldaat meldt hij zich op 25 mei 1853 voor tien jaar aan in Kampen, hij is dan vijftien jaar. In 1859 wordt hij officier en neemt vervolgens deel aan meerdere expedities. Zijn rol als opperbevelhebber van de twee expedities naar Lombok zijn alom bekend, maar wat is zijn rol in Aceh in het zogenaamde ‘Verraad van Teukoe Oemar’ in 1896?

Legercommandant luitenant-generaal J.A. Vetter

De schenker aan Bronbeek

Vetter gaat in april 1895 met pensioen als luitenant-generaal titulair. Maar wordt door gouverneur-generaal C.H.A. van der Wijck in datzelfde jaar nog verzocht om de functie van fungerend legercommandant A.R.W. Gey van Pittius over te nemen. De legercommandant kampt met ernstige gezondheidsklachten en moet zijn functie neerleggen. Gey van Pittius overlijdt acht maanden later in Den Haag. Generaal-majoor M. Segov neemt tijdelijk het hoogste militaire ambt waar. Vetter wordt op 19 juni 1895 benoemd tot legercommandant van het leger in Nederlands-Indië.

Met Vetter als legercommandant hoopt de gouverneur-generaal op een spoedig einde van de oorlog in Aceh: die oorlog duurt inmiddels drieëntwintig jaar en heeft aan tienduizenden mannen, vrouwen en kinderen het leven gekost.

Majoor J.F. Breijer

Vetter vertrekt met zijn adjudant, majoor J.F. Breijer, in november 1895 naar Aceh om de situatie in Aceh zelf te aanschouwen. Majoor Breijer heeft zich laten informeren door de arabist en islamloog Christiaan Snouck Hurgronje en neemt een door hem opgemaakt verslag mee over de sultansfamilie, ulèëbalangs (erfelijke hoofden) en de vijandelijk gezinde geestelijken. De zittende gouverneur van Aceh, generaal-majoor Ch. Deijckerhoff, zal de afvaardiging uit Batavia ontvangen en hen op de hoogte brengen van de huidige situatie. De kranten in Nederland en in Indië berichten, met name in 1896, uitgebreid over ‘De inspectiereis van den Legercommandant op Atjeh’.

De schenker aan generaal Vetter

Teuku Umar ontvangt van Deijckerhoff op 30 september 1893 de titel panglima prang besar (opperste strijdheer) en zal in vervolg de naam teuku Djohan Pahlawan dragen. Zijn leger van ruim duizend strijders wordt met Nederlandse geweren bewapend. De vraag voor zwaar geschut wordt niet ingewilligd, wel wordt hij fors betaald door het gouvernement.

Teuku Umar als teuku Djohan in 1893

De samenwerking loopt stroef, en het onderlinge vertrouwen is nihil. Toch wil Deijckerhoff zich aan zijn concept houden. Het omkopen en tegen elkaar uitspelen van inheemse vorsten, is een oud gebruik. Teuku Djohan (T. Umar) weet dankzij deze collaboratie zijn positie in Aceh te versterken. Niet iedereen is gelukkig met de gegeven macht aan de teuku Djohan. Sommigen zien die als een doorn in het oog. Nadat teuku Djohan zijn positie in Aceh heeft verstrekt, neemt hij steeds minder orders aan van het Nederlands gouvernement. Bij het oppergezag vreest men voor het afvallen van teuku Djohan zoals in 1884 tijdens de Nisero-Kwestie. De komst van Vetter in Aceh eind 1895 zet alles op scherp, ook de rol van teuku Umar. Tijdens het inspecteren van de linies zijn er weinig activiteiten, Vetter vraagt aan de betreffende luitenant aan de stelling: ‘Hoeveel heeft u wel betaald, dat zij vandaag niet op mij schieten?’ De luitenant voelt zich gekrenkt en zegt dat hij niet gewoon was met de vijand te heulen. Vetter was het dus duidelijk niet eens met Deijkerhoffs beleid, en deed geen moeite dit te verbergen.

De sabel met gouden kroon, peudeuëng meutampö meuïh

Volgens verschillende bronnen schenkt teuku Djohan ofwel teuku Umar Vetter een ‘sabel met roodlederen scheede, het gevest van goud en bezet met diamanten’ aan Vetter in december 1895 bij de landingsplaats Oleh-leh ten noorden van Koeta-Radja, het huidige Banda Aceh. De berichtgeving verschilt met name over de wijze waarop Vetter de sabel in ontvangst neemt, maar over het doel van deze schenking is iedereen het eens: Vetter moet gepaaid worden.

Generaal-majoor Ch. Deijckerhoff als gouverneur van Aceh

Niet alleen Vetter ontving een sabel van dergelijke kwaliteit, ook Deijckerhoff ontving een dergelijk sabel van teuku Umar. Mogelijk is deze sabel terechtgekomen in de etnografische collectie van de KMA. (collectie Wereldculturen 3600-410)

De peudeuëng of sabel die teuku Umar schenkt aan Vetter, en Vetter vervolgens aan Museum Bronbeek, is van bijzondere kwaliteit. De gouden kroon is bezet met ruwe diamanten, voorzien van filigrain en met emaille ingelegd. De greep zelf is met zilverdraad omvlochten. De kling is hoogstwaarschijnlijk in Europa gesmeed en door de Acehse wapensmeden aangepast.

Dit type wapen werd gedragen door panglima’s, de Acehse legeraanvoerders.

Het schenken van een (ere)sabels of degens is een oud gebruik, ook in voormalig Nederlands-Indië. Met name in de negentiende eeuw worden sabels, geweren, krissen en eretekens uitgereikt aan hulptroepen en inheemse vorsten die het Nederlands gezag aanvaarden. Bestuurders en officieren ontvangen op hun beurt ook sabels, lansen en (kostbare) krissen, soms uit erkenning van het Nederlands gezag, als herstelbetaling of om bondgenootschap te bekrachtigen.

Bronnen:

Nationaal Archief: 2.13.04 Stamboeken Officieren KNIL

www.delpher.nl

C.Snouck Hurgronje, De Atjehers

Verzameling van Dagorders

Catalogus Museum Bronbeek deel I, Erik Naberhuis

Rogier Rijpkema & Jaap Cuperus, 1815-2015 Militaire Willems-Orde, 200 jaar moed, beleid en trouw.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.